Reeds eerder geplaatst op 12 april 2014
Sinds mensenheugenis is er strijd en oorlog geweest. Oorlogen tussen krijgsheren en oorlogen tussen naties. En altijd was dit strijd die werd uitgevoerd door mensen; strijd van man tot man en later strijd op steeds grotere afstand van elkaar. De tegenstanders kennen elkaar niet, ook al hebben ze wel een voorstelling van wie `de vijand´ is. Op één of andere manier lijkt het gemakkelijker te zijn om in strijd te blijven, wanneer je je tegenstander niet kent. Zodra de strijd zich echter naar binnen verplaatst, zoals dat bij sommigen zich in de vorm van post traumatische stress voordoet, lijkt de strijd een strijd zonder einde te zijn geworden. De onbekende tegenstander lijkt zeer nabij, en tegelijkertijd onverslaanbaar.
In de Graallegende wordt deze
eindeloze strijd op indrukwekkende wijze doorbroken, wanneer de hoofdpersoon Parcival
met een onbekende tegenstander in gevecht is geraakt en beide strijders even
sterk blijken te zijn. De zo ontstane impasse wordt doorbroken op het moment
dat Parcival zijn zwaard stuk slaat en de strijd lijkt te gaan verliezen. Maar
in plaats van Parcival de genadestoot te geven, vraagt de onbekende
tegenstander hem als bij ingeving naar zijn naam. Het blijkt dan dat beiden
dezelfde achternaam dragen en halfbroers van elkaar zijn. De onbekende
tegenstander spreekt dan de verlossende woorden
`Jij
en ik en onze Vader, wij zijn één, hoewel we eerst dachten dat we elkaars tegenstander waren.
Jij en ik, wij vochten dus eigenlijk met onszelf. Door te verliezen heb je mij
gespaard en tevens jezelf gered.´[1]
Bij mijn weten vormt deze
passage de sleutel tot genezing voor velen die aan post traumatische stress
lijden. En zoals vaker het geval is, is de sleutel niet zonder meer
toegankelijk. De `code´ moet door ieder zelf worden gevonden, opdat het geheim
zich kan openbaren aan hen die daar aan toe zijn.
Ik zal dan ook niet proberen
om hier te verklaren. Ik wil wel een beeld scheppen van de strijd die zich
verplaatst naar de arena binnenin de mens.
Om te beseffen wat zich daar in die innerlijke wereld afspeelt, moeten we ook het begin kennen. Ook daarbij kan het verhaal van
Parcival weer behulpzaam zijn. Als jonge, naïeve jongeman koos hij er ooit voor
om ridder te worden. Het strijdperk trok hem aan en met veel vallen en opstaan
lukte het hem om krachtige Ridder te worden. Eenmaal zo ver dat hij het
zwaard als geen ander kan hanteren, komt hij tot het besef dat dit hem niet
gelukkig maakt. Hij vraagt zich af of dit nu de bedoeling kan zijn van zijn bestaan.
In de niet aflatende strijd
om zijn ridderlijke eigenschappen te ontwikkelen, wordt hij zich er plotseling
van bewust dat er iets ontbreekt in zijn leven. Hij kent echter maar één manier
om met deze `aanval van binnenuit´ om te gaan: hij trekt ertegen ten strijde.
De "aanval van binnenuit" wordt veroorzaakt door het langzaam, of soms plotseling, afbrokkelen van het vertrouwde zelfbeeld van de altijd sterke en nooit falende krijger/militair. Men kent zichzelf niet meer. Dit voelt als beangstigend en het gevolg is dat het verzet, strijd en verdringing oproept. De aanval van binnenuit is in volle hevigte aan de gang. Er is een oorlog uitgebroken die geen winnaars kent.
Is dit het einde?
Als ik het citaat uit de
Graallegende lees dan denk ik het niet.
De vraag is wel hoe iemand
zich dat einde voorstelt.
Wanneer het einde er uit moet
zien als een overwinning van de krijger, dan ben ik ervan overtuigd dat de
strijd een lange strijd gaat worden.
Het andere antwoord dat
mogelijk is, ligt besloten in het citaat dat ik hier nog één keer weergeef:
`Jij
en ik en onze vader, wij zijn één, hoewel we eerst dachten dat we elkaars tegenstander waren.
Jij en ik, wij vochten dus eigenlijk met onszelf. Door te verliezen heb je mij
gespaard en tevens jezelf gered.´
De paradox is dat de redding
in het verlies ligt besloten.
Wie de `verliezer´ in
zichzelf wil toelaten, en daarmee zichzelf wil bevrijden, die kan eindelijk de strijd
staken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten