zaterdag 16 februari 2013

MOED

Moed is geen geweten, maar een besluit. Moed is geen mening, maar een daad.

Zo bezien zijn er misschien niet zo zeer moedige `mensen´, als wel moedige `momenten´. Het vraagt immers nogal wat, om tegelijkertijd angst te kennen en te erkennen, én toch kordaat op te treden. Volgens het etymologisch woordenboek stamt het woord kordaat af van `cordatus´ (Latijn) en betekent het `direct, verstandig, naar inzicht´. Ook het woordje `cordis´ wat hart betekent, komt hierin terug. Je zou kunnen zeggen dat ware moed uit volle overtuiging en, zonder tussenkomst van afwegingen, direct handelen is. 


Ik denk dat bijna iedereen zich daarbij wel iets kan voorstellen. Het roept bewondering op als iemand `moedig in het water springt om een ander te redden´. We beseffen op die momenten dat zo iemand zich geroepen wist, dat iemand de stem van zijn hart volgde, en dat naar deze stem bovenal werd geluisterd.

Achteraf iemand prijzen of bedanken voor zijn of haar moed, roept dan ook meestal gevoelens van verlegenheid of bescheidenheid op. Iemand die een moedige daad heeft verricht, wimpelt de eer en lofprijzingen af.
In deze betekenis hoort het `zich moedig gedragen´ bij het oerbeeld van de `Krijger´. De `Krijger´ die handelt in dienst van het goede en die zich slechts dan inzet wanneer hij weet dat het goede gedaan kan worden. 

Uit deze omschrijving blijkt iets van het nobele en het verhevene van de drijfveren van een `Krijger´. Iets ook van de bereidheid om, ten koste van zichzelf, zich in te zetten voor de goede zaak. Iets ook van het besef dat de eigen dood beter is dan te falen in het nastreven van de goede zaak.

Het embleem van het 101 Geniebataljon heeft als opschrift `Aut bene, aut non´ (doe óf het goede, óf niets). Deze spreuk beschrijft ten volle het beeld van de Krijger. 

Dit brengt me op het punt waar ik graag wilde aankomen, in mijn onderzoek naar de symbolische betekenis van post traumatische stress. 



Ik vraag mij af wat er gebeurt met een militair bij wie dit sterke oerbeeld plotseling wordt ontkracht. Wat gebeurt er wanneer deze `krijger´ zich bij herhaling gedwongen voelt om iets te doen wat niet meer overeenkomt met zijn opvatting over `het goede´? Wat gebeurt er met deze `krijger´ wanneer hij gewond raakt en zich niet meer kan inzetten voor de goede zaak zoals hij gewend was? Wat gebeurt er met zijn zelfbeeld wanneer hij opeens angst ervaart?

Voor al deze situaties bestaan er immers ook beelden, beelden die in zekere zin strijdig zijn met het beeld van de `Krijger´. 

Is de Krijger een nobele en verheven strijder die rechtvaardiging vindt in zijn overtuiging dat hij voor het goede strijdt, dan is het minder gerechtvaardigde en tegenovergestelde beeld dat van de `dader´ of agressor, die even daadkrachtig strijdt maar niet voor de goede zaak. 
Is de Krijger iemand die zich desnoods zal opofferen voor de goede zaak, dan is hij die gewond raakt het slachtoffer ofwel de `gevallen Krijger´, niet meer in staat om zijn nobele daad te verrichten.
Is de Krijger degene die kordaat en verstandig handelt, dan is degene die angst ervaart en zich wellicht als lafaard gedraagt, een verguisde in de ogen van de Krijger.

Er leven nu twee beelden in dezelfde mens: krijger en agressor, of krijger en slachtoffer, of krijger en lafaard of angsthaas. Twee strijdige beelden die in één lichaam onverenigbaar lijken. 

Dat beide beelden, welk beeld het ook is, altijd al aanwezig waren, is de meeste Krijgers niet bewust bekend. En toch kan dit inzicht zoveel ruimte geven voor het leren omgaan met tegenovergestelde beelden.

Elk beeld waarmee iemand zich identificeert, gaat immers gepaard met een onbewust tegenovergesteld beeld. De militair die zich sterk vereenzelvigt met het beeld van de nobele en verheven Krijger, zal in zijn onbewuste het beeld van de agressor, slachtoffer, of lafaard in zich mee dragen. Wordt dit onbewuste beeld door een situatie plotseling opgeroepen, dan is dit beeld een onbekende voor de militair. Hij zal dit beeld ervaren als een hem vreemd en onbekend beeld. Vaak zal hij zich verzetten tegen dit beeld en uit alle macht proberen het oude vertrouwde beeld weer te installeren. 

Een strijd die zich naar het innerlijk van de mens heeft verplaatst. 

Aan het begin schreef ik: wellicht dat er geen moedige mensen zijn, als wel moedige momenten. Dit is eigenlijk de les die voor iedere mens geldt. Een les die vaak achteraf pas wordt begrepen.

Ik zou deze les als volgt met de woorden van Roberto Assagioli willen omschrijven: `wij worden beheerst door alles waarmee we ons vereenzelvigen. Wij kunnen alles beheersen en onder controle hebben waarmee wij ons niet vereenzelvigen (dis- identificeren)´. 

In het voorbeeld van de militair betekent dit:
`ik heb een beeld van mijzelf waardoor ik me laat leiden en inspireren, ik handel naar dit beeld en ik probeer hiermee het goede te dienen, maar ik ben dit beeld niet. Ik ben meer dan dit beeld. Ik heb vele mogelijkheden in mij om mij op verschillende manieren in verschillende situaties te gedragen. Ik heb hierin een keuze hoe ik wil omgaan met álle situaties. En ik laat mij hierbij leiden door wie ik in wezen ben: een centrum van zelfbewustzijn en wil´.

Wat betekent dit voor de twee beelden?

Het éne beeld is niet beter dan het andere. Het éne beeld is mogelijk wel aantrekkelijker, geeft meer voldoening, maar in de eenzijdigheid waarmee het wordt geleefd is het ook beperkter. De noodzakelijke aanvulling zit altijd in het tweede, onbewuste, minder aantrekkelijke beeld. Jung noemt dit de compenserende functie van het onbewuste.


Een `Krijger´ die zich niet bewust is van zijn `onbekende tegenhanger´ in het eigen onbewuste, zal verrast worden en zich verslagen voelen of zich met hand en tand verzetten. Paradoxaal genoeg wordt in de confrontatie met de onbekende `partner´ de Krijger zowel slachtoffer als ook dader, zowel angstig als ook agressief. Zich opnieuw leren verhouden met al deze beelden, kan uiteindelijk tot de juiste maatvoering, tot harmonie leiden.

Heeft post traumatische stress met deze innerlijke strijd te maken? Deze vraag houdt me al geruime tijd bezig. Opvallend is dat niet alleen de getraumatiseerde militair te maken heeft met een uit evenwicht gebrachte innerlijke belevingswereld. De uitzending heeft gevolgen voor velen. Dit is niet noodzakelijk verkeerd. Integendeel wellicht. Kan je hiermee omgaan op een zodanige manier dat het leidt tot een zinvolle ervaring? 

Ja, ik denk het wel. Nog beter is het om op voorhand hier al mee te beginnen.De menselijke werkelijkheid bestaat nu eenmaal uit het complete beeld: sterk én zwak, moedig én angst, krijger én dader. Waarmee iemand zich verbindt, wordt door veel meer bepaald dan door iemands morele opvatting. Het is niet `goed of fout´ om angstig of laf te zijn. Het is wel een ervaring die kan helpen om te gaan herkennen dat beide beelden geïntegreerd kunnen worden: moed en angst in het eigen bestaan. 






Geen opmerkingen: