Vandaag zal ik schrijven over PTSS. Niet over wat we denken dat het is, maar over wie er mee te maken krijgt. Over de
militair die na een uitzending te maken krijgt met verschijnselen in zichzelf
waarmee hij een omgang zoekt te vinden.
Voor dat ik begin wil ik een kleine introductie geven. Het
onderwerp is immers langzamerhand zo beladen geworden, dat we er met elkaar
nauwelijks meer over kunnen praten.
Zo´n beladenheid heeft vaak te maken met
`onverdraaglijkheid´. En met dit laatste bedoel ik niet een soort morele
onverdraagzaamheid, maar letterlijk dat de gedachte aan PTSS voor sommigen niet te verdragen is. Als reactie kan iemand het onderwerp dan
willen ontkennen, of, als andere mogelijkheid, er zelfs tegen willen strijden
of er agressief op reageren. Dit geldt zowel voor hen die PTSS hebben, als ook
voor hen die het niet hebben.
Ik durf hier te veronderstellen dat dit alles ook te maken
heeft met de ervaring van machteloosheid. Machteloosheid klinkt als `het
overkomt je, je kunt er niets aan doen, we weten van te voren niet wie het
overkomt, als je het eenmaal hebt dan kom je er niet meer van af` en alle
variaties hierop.
Sinds 1980 heeft men een soort `noodsprong´ gemaakt in de
wereld van de gezondheidszorg, door een `beschrijving´ te maken van alle
verschijnselen die bij elkaar PTSS worden genoemd. Niet dat deze verschijnselen
tot dan toe onbekend waren. Afzonderlijk waren de verschijnselen bekend zolang
als de mensheid bestaat.
In 1980 heeft men echter verschillende verschijnselen bij
elkaar gegroepeerd en het geheel een `syndroom´ genoemd. Het doel hiervan was
om als specialist in de geestelijke gezondheidswereld te kunnen afspreken of
iemand wel of geen last ergens van heeft.
Vanuit de gevoelens van machteloosheid bezien, leek er een
vooruitgang te zijn geboekt. Als je het een `naam´geeft en er een methode voor
ontwikkelt om het weg te nemen, dan heb je er weer macht over. Dat deze macht
er niet toe geleid heeft dat PTSS kan worden voorkomen, of dat mensen er van
afkomen, geeft wel te denken. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat men bezig is
` de haas te vangen, terwijl die ons eigenlijk alleen maar de weg wijst´. Als
deze veronderstelling juist is, dan moeten we de blik dus wat verder richten,
en niet stil blijven staan bij de symptomen alleen. De vraag is wat er te zien
is, als de blik wat verder wordt gericht. Daarover wil ik hier schrijven.
En na deze inleiding dan nu weer even terug naar de zin
waarmee ik begon: ik ben geïnteresseerd in wie
er mee te maken krijgt. Dit betekent
dat ik kijk naar een mens die in zijn leven op een heel eigen manier een omgang
moet zien te ontwikkelen met dat wat hem overkomt. Daarover kan ik niet generaliseren. Ieder
mens is, vanuit een bepaald perspectief gezien, nu eenmaal uniek. Behandeling
van PTSS moet daarom keer op keer weer opnieuw als een `ontdekkingsreis´ tussen
twee mensen, de begeleider en de cliënt, worden begonnen. Helaas biedt de
gezondheidszorg zoals die in Nederland is georganiseerd hiertoe geen financiële
ruimte. Maar misschien is dan de
gezondheidszorg ook wel niet de plaats waar de `genezing´ plaats vindt, en
zoeken we veeleer naar een plaats waar echte zorg voor de ziel ( psyche
betekent immers `ziel´) kan plaatsvinden. En hiermee bedoel ik niet te zeggen
dat we de begeleiding bij religieuze instellingen moeten neerleggen. Wat ik
hiermee wel wil zeggen is dat we er over na moeten denken wat eigenlijk de
juiste plek is voor de zorg voor `psyche´.
Mensen die PTSS hebben weten als geen ander dat het beste
voor hen is om iemand in hun nabijheid te hebben die 100% te vertrouwen is, en
zelfs dat kan op zoveel verschillende manieren worden ingevuld.
Eén van mijn Amerikaanse vrienden, veteraan sinds de Irak
oorlog, wist dit op ontroerend treffende wijze te beschrijven. Hij noemt het
een `caregiver´.
Iemand die `zorg´ weet te geven voor de ziele - nood die de
mens met PTSS maar al te vaak enorme parten speelt. Zo bezien kon PTSS wel eens te maken hebben
met het verlies van het fundamentele vertrouwen dat je als mens deel uitmaakt
van het grote geheel. Iemand met PTSS ervaart zich innerlijk afgescheiden en
afgezonderd van dat geheel waar veiligheid, vertrouwen en borging of
gehechtheid bij horen.
Op een bepaalde manier zal iedere andere mens in principe te
kort schieten in het kunnen geven van die 100% veiligheid, die basis van
vertrouwen en die borging. Dit heeft er mee te maken dat het fundamentele
vertrouwen van de mens een oergegeven is dat de basis voor een bestaan vormt,
waarbij ook plaats is voor plezier, genieten, vreugde. Als deze basis is
geschonden, verwond zou je kunnen zeggen, dan is het alsof een boom ontworteld
is. Om een boom opnieuw te laten wortelen is een bijzondere aandacht en zorg
nodig. Zorg die bereid is, zeker in het begin, om iets van de functies van de
wortels over te nemen of naar een vervanging te zoeken. Na verloop van tijd
zullen er nieuwe wortels groeien, teer en breekbaar, die pas na verloop van
tijd weer voldoende houvast gaan bieden.
Niet iedereen zal daarom in staat zijn die rol te spelen in
het leven van iemand met PTSS. En niet iedereen met PTSS zal in staat zijn om iemand
daarvoor te vragen. Het vertrouwen in de ander is niet op voorhand aanwezig en
moet langzaam kunnen groeien. Het is als met een lichamelijke wond. Wie die wond
onverhoeds raakt, veroorzaakt een terugtrekken of een reactie van afweer. Dat
is begrijpelijk. Bij psychische verwondingen is dit net zo. Het is daarbij zelfs moeilijker te weten `waar´ de wond zich precies bevindt.
Samengevat is het naar mijn idee belangrijk om te beseffen
dat PTSS een individuele en bijzondere aandacht verlangt. Dat de manier waarop
deze aandacht kan worden geboden in feite per persoon verschilt, en dat het
heel belangrijk is dat de mens die PTSS heeft zelf kan aangeven wie daarvoor in
aanmerking komt. De meeste militairen hebben
vertrouwen in hun maten de mensen met wie zij de ervaring van de uitzending
hebben gedeeld. Niet altijd, en niet iedereen, maar in principe wel.
Ik denk dat daarom het contact tussen mensen van de eigen
eenheid van wezenlijk belang is. En tegelijkertijd denk ik dat er meer nodig is
dan dit. Want ook je beste vriend is een mens, en is niet opgeleid voor deze
taak. Hij of zij kan daar natuurlijk wel voor opgeleid worden. En dat geldt ook
voor gezinsleden en familie of vrienden.
Dit brengt me op een laatste punt dat ik niet wil overslaan.
Denk nog maar even aan wat ik in het begin schreef over de onverdraaglijkheid
van PTSS. Het is voor iemand die het niet heeft, soms zo ontzettend moeilijk om
voor te stellen, wat het is om `ontworteld´ te zijn, of om de angst te hebben
dat je ontworteld raakt als je je maar een beetje beweegt (bij wijze van
spreken).
De vraag is dus wat er nu echt nodig is. Ik zet het hier op
een rijtje, en zal in volgende blogs hier op terugkomen. Inzicht opbouwen neemt
tijd, en die neem ik dan ook maar.
Wat er echt nodig is, is het vermogen om je voor te kunnen
stellen hoe je leven er uitziet als je ontworteld bent:
- je kunnen voorstellen wat het is om je hierover
schuldig of vol schaamte voelen
- je kunnen voorstellen wat het voor je gevoel van
eigenwaarde betekent wanneer je degenen die je het liefst zijn niet in je
nabijheid kan verdragen
- je kunnen voorstellen hoe je geen rust en
veiligheid meer in je zelf verdraagt
- je kunnen voorstellen wat de wanhoop met je doet
als je geen uitzicht meer hebt op een toekomst met vreugde, hoop, of blijheid
- je kunnen voorstellen hoe je anderen verwijten
maakt dat ze oppervlakkig zijn
- je kunnen voorstellen hoe je jezelf kwijt bent.
- je kunnen voorstellen dat je innerlijke
gevoelens zo onverdraaglijk zijn dat je ze met woede en agressie wilt laten
verdwijnen, ook als je die woede richt op de buitenwereld.
- je kunnen voorstellen dat je in je zelf geen
veiligheid meer ervaart, en badend in het zweet ´s nachts wakker wordt uit
angst.
Zo te zien is het antwoord op de vaag wat er echt nodig is, het
vermogen om je voor te kunnen stellen. Je vermogen om je in te leven in de
gevoelens van de ander, zonder dat je het tot jouw gevoelens maakt. Als je er zelf last van gaat krijgen, heeft
degene met PTSS immers niets meer aan je.
Het voorstellingsvermogen van de meeste mensen gaat niet zo ver. Zij houden zich er liever afzijdig van en wensen dat het aan hen voorbij
gaat. Sommigen gaan zelfs zo ver dat ze mensen met PTSS verzoeken om er `niet
zo moeilijk over te doen, zich gewoon te gedragen, te beseffen dat ze er toch
zelf voor gekozen hebben´. Hoe menselijk
dit ook is, het is tegelijkertijd ook wreed. Veel mensen met PTSS lopen door
dit soort reacties een dubbel trauma op. Vergelijkbaar met iemand die een
fysieke wond heeft, en daar bovenop op diezelfde plek nog eens geslagen wordt.
Gebrek aan voorstellingsvermogen over dit soort zaken is wel
eens vergeleken met een in slaap gevallen bewustzijn. Oorlog en de ervaringen
die hiermee gepaard gaan, behoren tot de werkelijkheid van alle dag. Ook als
het ver weg is. Lees nog maar eens wat ik schreef over echte en onechte
vrede.
Vandaag zal ik het hierbij laten, maar het verhaal is nog
niet af. Het verhaal gaat verder… blijf me volgen, dan volg ik u.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten